Mijn boek in wording: “De pijl in mijn oog”
Op dit moment ben ik bezig met het schrijven van een boek over het verlies van mijn oog. Om alvast een tipje van de sluier op te lichten volgt hieronder de synopsis
Het is 4 april 1973. Ik ben acht jaar en woon in een klein dorpje in Overijssel.
Samen met twee vriendjes loop ik van school naar huis. Vanaf de overkant van de straat richt een klasgenoot een grote pijl en boog dreigend op ons. Ik word bang en loop naar zijn zus, die aan het ramenlappen is. Ze stelt ons gerust en zegt dat haar broer niks doet. Wij lopen verder. Plotseling komt hij achter een boom vandaan. Hij zegt: “Ik schiet niet op Karel, niet op Freek, maar op Jan!” En hij schiet écht! De pijl komt precies in mijn pupil. Ik zak in elkaar. Tussen mijn vriendjes in sleep ik mij naar huis.
Het boek gaat over extreme, kinderlijke wreedheid, over slachtofferschap, zelfredzaamheid, veerkracht en persoonlijk leiderschap. Ik verloor op jonge leeftijd mijn rechteroog: sindsdien heb ik een glazen oog. Als de draad van de boog iets strakker aangespannen was geweest, dan was de pijl tot in mijn hersenen doorgedrongen. Dan had ik waarschijnlijk niet meer geleefd. De pijl had ook mijn hals kunnen raken. Dan was ik dood geweest.
Met vallen en opstaan
— Jan Hulsbergen
heb ik geleerd om te gaan met mijn beperking.
Eén jaar na het incident kreeg ik straatvrees. Dit ontstond toen een jongen van 16 jaar op mij wilde schieten met pijltjes uit een pvc buis.
In de jaren 70 was er nog geen slachtofferhulp. Er was ook geen begeleiding voor ouders, hoe ze met een kind moesten omgaan die een beperking heeft gekregen. Met vallen en opstaan heb ik geleerd om hier mee om te gaan. Het is mij gelukt om niet te blijven hangen in mijn trauma.
Thuis kon ik er niet echt over praten, omdat mijn ouders vol zaten met verdriet om mij. Mijn ouders runnen destijds een bouwbedrijf en ze hadden daarnaast nog de opvoeding van mijn twee zussen. Telkens probeer ik de grenzen van mijn onbevangenheid op te zoeken die ik verloren had. De druk op school echter bleek zeer moeilijk te overwinnen.
Mijn moeder ging me overbeschermen en mijn vader wilde van mij een echte man maken. Ik kwam terecht in een opvoedingsspanningsveld. Het was moeilijk om hierin te laveren, maar ik maakte er ook wel weer gebruik van. In mijn puberteit resulteerde dit in een steeds groter wordende kloof tussen mijn vader en mij. Gelukkig is op den duur alles goedgekomen tussen ons.
In 2020 is het gelukt om een gesprek met de dader te organiseren. Een goed gesprek werd het. We hebben samen 3 uur gepraat over mijn beperking en hij over zijn daad.
Geef je hier op om in te schrijven voor mijn boek:
Lees hier verder, over mijn lezing over dit onderwerp.